h

´Burger die zorg nodig heeft mag niet de dupe worden´

23 mei 2015

´Burger die zorg nodig heeft mag niet de dupe worden´

SP-WETHOUDERS MARCEL OLIEROOK EN PAUL STERK OVER DECENTRALISATIES EN BEZUINIGINGEN

Een dubbelinterview in SPanning, het maandblad van het wetenschappelijk bureau van de SP. Tekst: Lotte Kaaij en Tijmen Lucie.

Sinds 1 januari zijn gemeenten verantwoordelijk voor taken op het gebied van langdurige zorg, huishoudelijke hulp, jeugdzorg en re-integratie. Ze moeten deze taken wel uitvoeren met aanzienlijk minder geld dan voorheen. Hoe proberen SP-wethouders Marcel Olierook uit Enkhuizen en Paul Sterk uit Weert ondanks alle bezuinigingen toch de zorg in hun gemeente overeind te houden?

 

Hoe kijkt u aan tegen de overheveling van taken op het gebied van langdurige zorg, jeugdzorg en re-integratie van de centrale overheid naar de gemeenten per 1 januari 2015?

Olierook: ‘Het verschilt per wet. Als je bijvoorbeeld naar de Participatiewet kijkt is het een ramp. Het is een illusie om te denken dat je mensen met een beperking zomaar kunt overhevelen naar het bedrijfsleven of naar een reguliere werkplek, zeker in tijden van crisis. Maar op zich is het zo dicht mogelijk organiseren van zorg wenselijk, met name op het gebied van jeugdzorg en langdurige zorg. Je kunt op lokaal niveau de bedrijfsvoering veranderen en veel meer inspelen op lokale behoeftes, waardoor er veel besparingen mogelijk zijn. Maar het is het tempo waarin. En de omvang van de bezuinigingen slaat nergens op. Je moet veel meer tijd nemen en het geleidelijk doen, zoals het in Scandinavië gegaan is, met veel minder snelle bezuinigingen. Ik denk dat we dan als SP veel betere deals zouden kunnen sluiten met het kabinet. Maar niet op deze manier. Dus ik zie voordelen, maar zeker ook grote nadelen.’

Sterk: ‘Ik zie het vooral als bezuinigingsmaatregelen. Maar naar mijn idee levert het toch kansen op om dingen beter te organiseren, omdat je dichter bij de instellingen en de burgers staat. Met name de jeugdzorg zat zo ingewikkeld in elkaar dat er niet duidelijk was hoeveel geld erheen ging en waar dat precies aan werd besteed. Daar krijgen we nu veel meer grip op, en dat is een goede ontwikkeling.’

 

Welke problemen doen zich in uw gemeente voor door de combinatie van meer taken en minder geld? In hoeverre heb je je als gemeente kunnen voorbereiden op alle nieuwe taken die je erbij krijgt?

Olierook: ‘We hebben behoorlijke bezuinigingen op ons afgekregen. Bijvoorbeeld bij de Jeugdzorg hebben wij 15 procent minder te besteden dan de centrale overheid voor dezelfde taken. Voor de Wmo-taken, die vroeger onder de AWBZ vielen, moeten we het met 40 procent minder doen. Op basis van cijfers die niet kloppen krijgen we het budget, dat ontoereikend is voor de regio West-Friesland. We komen al snel zo’n 2 miljoen euro tekort. De gemeente komt dus voor taken te staan waar zij geen ervaring mee heeft en die zij ook nog eens met veel minder geld moet uitvoeren. Daarbij heb ik nog nooit zo’n slecht wetgevingsproces gezien. Continu veranderde het kabinet de regelgeving, waardoor je als gemeente lange tijd niet wist waar je aan toe was. We hebben eindeloos moeten wachten op cijfers en gegevens. Ook was volstrekt onduidelijk welk budget we hadden. Eerlijk gezegd denk ik dat gemeenten zich niet hebben kunnen voorbereiden.’

Sterk: ‘We hebben ons nauwelijks op de decentralisaties kunnen voorbereiden. Ze moesten ten eerste op zeer korte termijn worden doorgevoerd en ten tweede werden tijdens het traject continu de regels veranderd. Hierdoor was het heel moeilijk als gemeente om in te spelen op de wensen van het Rijk. Iedere week kwam er wel weer een andere opdracht bij. Daardoor wisten we lange tijd niet waar we aan toe waren. Daarbij is de gemeentelijke capaciteit overschat. Uiteindelijk hebben wij in Weert op eigen kosten extra mensen moeten inhuren. Ook kon het Rijk de zorgdecentralisaties maar moeilijk loslaten. Het Rijk wilde aan de ene kant dat de gemeenten verantwoordelijk werden voor deze zorgtaken, maar aan de andere kant wel een dikke vinger in de pap blijven houden.’

 

Moet je met andere gemeenten samenwerken bij de uitvoering van bepaalde taken?

Olierook: ‘De discussie over het korten op de huishoudelijke hulp hebben wij in de regio gevoerd. We hebben besloten om met alle SP-wethouders samen één strategie en één lijn te kiezen. In Enkhuizen hebben we toen gezegd: wij korten niet op huishoudelijke hulp. De regio is daarin meegegaan. Wij zijn de afgelopen jaren zeer zorgvuldig omgegaan met alle inwoners die zorg nodig hebben. We hebben heel goede gesprekken gevoerd met alle cliënten om de zorgbehoefte in kaart te brengen. Dan ga je niet ineens een streep door de hulp zetten die mensen krijgen omdat je een budgettekort hebt. Er wordt dus geen cent bezuinigd op de thuiszorg en ook niet op de dagbesteding. Ook besparen we door samen te werken met andere gemeenten. Zo hebben we bijvoorbeeld onlangs het ambtelijk apparaat van de gemeenten Stede Broec, Drechterland en Enkhuizen samengevoegd. Dit scheelt ons 1,8 miljoen op jaarbasis.’

Sterk: ‘In Midden-Limburg werkt de gemeente Weert op het gebied van de Wmo samen met twee andere gemeenten en op het gebied van de jeugdzorg zelfs met zes andere. Ambtelijk wordt daardoor veel efficiënter gewerkt. Daarnaast biedt het ook voordelen bij het inkopen van zorg, vanwege het schaalvoordeel. Omdat er nog zoveel onduidelijkheid heerst in de jeugdzorg, hebben we met elkaar afgesproken om aan het eind van het jaar te vereffenen. Dus als de ene gemeente meer zorg moet bieden dan de andere omdat er onverwacht meer cliënten bij zijn gekomen, helpen we elkaar, ook financieel. Dat is een behoorlijk sociaal element in de samenwerking.’

 

Wij als SP kiezen voor de zorg. Wat moet je dan laten om goede zorg te kunnen blijven garanderen? Hoeveel ruimte heb je als gemeente om je eigen keuzes te maken?

Olierook: ‘Je kunt keuzes maken door slim te bezuinigen. Door te kijken naar waar mensen echt behoefte aan hebben. Zo kwamen wij erachter dat er meer uren aan schoonmaak van voorzieningen in verzorgingstehuizen werden besteed dan nodig was. Daarop hebben wij het aantal uren teruggebracht, wat een forse besparing opleverde. Op afdelingen van verzorgingstehuizen stonden ook regelmatig scootmobielen van 6 à 8 duizend euro per stuk te verstoffen omdat ze niet gebruikt werden. Nou, daar kun je ook op bezuinigen.’

Sterk: ‘Het gaat om een nieuwe kijk op de organisatie van de zorg. Klassieke patronen die vaak bureaucratisch en duur zijn moeten doorbroken worden. Het oude systeem ligt achter ons, hoe het nieuwe er uit komt te zien, weten we nog niet precies. We zitten daar in deze periode precies tussen in. Als gemeente moeten we dus ook meer leren loslaten. Juist meer samenwerking tussen zorginstellingen en gemeenten kan dan helpen om barrières weg te nemen, zodat de cliënt toch de juiste zorg krijgt.’

 

Hoe maak je als SP in het college het verschil?

Olierook: ‘Wij zitten in Enkhuizen in het college. Wij zijn hier zelfs al jaren de grootste partij. Dat merk je enorm. Wij kunnen eigen keuzes maken op het gebied van zorg, waardoor burgers niet de dupe worden van bezuinigingen van bovenaf. Dit doe je door goed te kijken naar wat inwoners echt nodig hebben, en indien nodig door reserves aan te spreken. Dit laatste hebben we gelukkig nog niet hoeven doen. Bovendien kan er veel bespaard worden door zorgaanbieders samen te voegen. Zo hebben wij de sociale diensten en de sociale werkplaats laten fuseren. Op deze manier wordt er bespaard op bedrijfskosten, en niet op de burger die zorg nodig heeft.’

Sterk: ‘Naar mijn inzicht veel. Je kunt op lokaal niveau wel degelijk keuzes maken die voor de burger goed uitpakken. Wij zitten pas sinds kort in het college, maar wij merken nu al het verschil, met name door onze bestuursstijl. Zo ben ik als wethouder ook bestuurslid van onze sociale werkvoorziening. Bij een voorgenomen fusie heb ik vanuit die rol ook harde voorwaarden kunnen stellen die ten goede komen aan de mensen komen die daar werken. Feit is dat we vanuit het Rijk geconfronteerd worden met bezuinigingen. Je moet dan juist durf tonen om in het college slimme keuzes te maken. Dit betekent dat zorginstellingen veel meer moeten gaan samenwerken, in plaats van ieder voor zich. Als SP proberen we de zorginstellingen zo goed mogelijk in staat te stellen om zelf creatieve oplossingen voor de bezuinigingen te vinden, zonder de cliënten er de dupe van worden. Dat is de uitdaging.’

 

 Zie je door de decentralisaties verschillen tussen gemeenten ontstaan op het gebied van lokale ongelijkheid? Zo ja, op welke gebieden dan?

Olierook: ‘Ja, dat zie je nu al. Bijvoorbeeld in de discussie over de thuiszorg. In Enkhuizen hebben we gezegd: thuiszorg blijft volledig overeind. En in West-Friesland hebben we ons deel van de 75 miljoen die het kabinet extra beschikbaar heeft gesteld voor de thuiszorg in gemeenten, ingezet voor vijftig nieuwe arbeidsplaatsen. Maar er zijn ook gemeenten die roepen: ja, er gaat toch een paar ton op de thuiszorg bezuinigd worden. En je hebt mensen die nu zeggen op mantelzorgbijeenkomsten: als ik ouder word, moet ik gaan kijken welke gemeente de zorg het beste geregeld heeft. Daar moet ik naartoe verhuizen. Zo zie je dat er behoorlijk grote verschillen tussen gemeenten ontstaan in de mate waarin zij goede zorg bieden aan hun burgers. Dat zou niet moeten gebeuren. Wat dat betreft is het heel erg belangrijk dat de SP lokaal haar geluid blijft laten horen. In West-Friesland slagen we erin om de SP-gedachte over de zorg en de minima goed uit te dragen, waardoor er in de regio niet echt een rechts beleid te bespeuren is. Enkele uitzonderingen daargelaten als Opmeer, waar wel enorm gekort is op de zorg. Ook Hoorn staat nog voor bezuinigingen. We moeten maar gaan zien wat daar gaat uitkomen. Wij kiezen er echter voor om in stand te houden wat er is.’

Sterk: ‘Het was goed merkbaar toen onze Brabantse buurgemeente Cranendonck had besloten om niet verder te willen gaan met hulp bij de huishouding. Veel mensen uit de thuiszorg die in Weert wonen maar bij de buurgemeente in de thuiszorg werken kwamen met vragen. Terecht natuurlijk. Inmiddels biedt Cranendonck gelukkig wel weer thuishulp, maar het blijft vreemd dat er zulke verschillen ontstaan. In Weert hebben we immers de hulp bij de huishouding – ondanks een korting van 40 procent – toch overeind weten te houden. Aan de andere kant: dit is dus wat de wetgever beoogt: de lokale vrijheid om de zorg naar eigen inzicht in te vullen. Daar is Den Haag verantwoordelijk voor.’

 

Is de burger volgens u de dupe van het decentralisatiebeleid? Zo ja, kunt u daar voorbeelden van noemen?

Olierook: ‘Dankzij het stadsteam in Enkhuizen hebben wij geen schrijnende gevallen van cliënten die buiten de boot vallen. Tot nu toe is iedere cliënt correct overgeheveld, hoewel we nog in een overgangsjaar zitten. Dit gespecialiseerde stadsteam is ingesteld om het proces van decentralisatie te begeleiden. Wij hebben een stichting van dit stadsteam gemaakt, met de gemeente als bestuurder. Elke professional heeft een eigen budget en een eigen verantwoordelijkheid. Door ze apart in dienst te nemen worden ze loyaal aan de gemeente en niet meer aan de zorginstelling waar ze vandaan komen. De expertise die zij hebben kunnen ze inzetten om goed en snel in te spelen op mogelijke problemen die ontstaan tijdens de decentralisaties van de zorg. Tot nu toe werkt dit team heel goed, door de nauwe contacten die zij hebben met het werkveld.’

Sterk: ‘Niet als het aan ons ligt. Wat dat betreft maakt het veel uit dat de SP in het college zit. Wij leggen de rekening van de decentralisaties bij de gemeente en de zorginstellingen neer en niet bij de mensen die zorg nodig hebben. Maar als je met minder geld precies hetzelfde blijft doen, krijg je vanzelf slechtere resultaten. En dat laatste willen we niet. Dus zul je de zorg op een andere manier moeten organiseren en dat is iets wat goed past bij de SP. We zullen eerlijk toegeven dat we wel last hebben van de bezuinigingen, maar wij zijn er trots op dat niemand die in Weert zorg nodig heeft, buiten de boot valt.’

 

Wat is tot slot de betekenis van lokaal activisme voor het overeind houden van het voorzieningenniveau?

Olierook: ‘Lokaal activisme is super belangrijk. Zo staan wij elke maand minimaal één keer per week in de belangrijkste winkelstraat en houden dan ‘openluchtspreekuur’ als fractie en wethouder. Veel signalen over verbetering van de uitvoering van de zorg bereiken ons op deze manier en daar kunnen we wat mee doen. Daarnaast zijn we zeer actief in het zorgplatform en werken we samen met de bonden. Een van de grootste zorgaanbieders, TSN, wil nu in de regio korten op de salarissen van het uitvoerend personeel in de thuiszorg. We helpen de bonden om protest hiertegen te organiseren, maar doen daar ook bestuurlijk wat aan. Als wethouder kan ik - mede door de druk van de acties – de directie van TSN op het matje roepen en ze te dwingen de cao’s na te leven op straffe van verlies van contracten. Ondertussen hebben wij genoeg andere zorgaanbieders die voor een fatsoenlijk tarief personeel en cliënten willen overnemen. Ik draag dit standpunt ook uit naar de zes andere gemeenten waarmee we samenwerken, zodat de druk maximaal wordt.’

Sterk: ‘Als partij moet je gewoon doorgaan met aandacht vragen voor de dingen die je belangrijk vindt. Dat staat verder los van het feit of je bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt of niet. Juist lokaal weet je het beste wat er speelt en daar moet je je voor blijven inzetten. Daarmee bereik je waarschijnlijk meer dan met het zoveelste debat in een raadsvergadering, want volgens mij wordt de doorsnee inwoner van dat laatste echt niet warm of koud. Ook buiten de gemeenteraad moet je naar de mensen luisteren en ze vragen wat ze belangrijk vinden. Dat helpt zeker bij de besluitvorming over onze voorzieningen.

U bent hier