h

'Thuis komen is heel anders dan thuis zijn'

25 september 2007

'Thuis komen is heel anders dan thuis zijn'

Jan Tak, raadslid voor de SP in Weert, nog heel wat dagen en weken van de 70 verwijderd, fietst graag met zijn vrouw naar Stramproy of Maarheeze. En besluit dan naar Santiago de Compostella te gaan. Op de fiets. Hij haalt het. En komt terug met het vliegtuig. Miljoenen beelden en ervaringen rijker. Jan, waarom doe je zoiets?

Jan Tak naar Santiago de CompostellaSantiago de Compostella

 

Ik wilde me weer verwonderen

 

Weet je, als kind viel ik van de ene verbazing in de andere. Alles wat je ziet is nieuw, verrast je. Telkens zie je dingen die je niet voor mogelijk houdt.

Dat duurt tot in je jong volwassen jaren. En dan gaat het nieuwe eraf. Dan wordt het leven een beetje sleets. Je hebt het allemaal al eens eerder gezien. De problemen in de maatschappij. De problemen op je werk. En dan bedoel ik niet zozeer mijn eigen problemen. Maar die van de mensen die vanwege hún problemen op die Sociale Werkplaats werkten. Ik was daar werkmeester. Je raakt eraan gewend. Dat kan heel gevaarlijk zijn, maar het is gewoon zo.

En wat minstens zo erg is, ook aan de fijne dingen raak je gewend. De liefde voor mijn vrouw, de kinderen die geboren worden, het is de eerste jaren allemaal nieuw en sprankelend. Maar na tien jaar, twintig jaar houd je nog steeds van dezelfde vrouw en van diezelfde kinderen. Dat wil niet zeggen dat je liefde minder wordt, maar vandaag en gisteren schelen na dertig jaar niet meer zo veel.

Ik wilde weten of ik mij nog kon verwonderen. Of er nog dingen waren die helemaal nieuw zouden zijn, die me konden verrassen. Dat is eigenlijk de belangrijkste drijfveer om naar Santiago te gaan. En dan niet vlug met het vliegtuig, maar heel, heel langzaam met de fiets. Zodat ik elke boom tussen hier en daar kon bekijken.
Natuurlijk had ik nog andere motieven. Religieus, bijvoorbeeld, want het blijft toch een bedevaartstocht. En een fysieke vraag: kon dat lijf van mij het nog drieduizend kilometer uithouden op een fiets? Maar het belangrijkste was toch wel die verwonderingsvraag. Kan ik nog iets ontdekken? Al is het maar in mezelf. En het antwoord is: ik heb massa??s dingen ontdekt. Ik heb me de hele reis verwonderd. Je kunt dus zeggen, het was een geslaagde tocht.

Daarom ben ik ook heel dankbaar dat ik deze tocht heb kunnen maken. Dankbaar jegens het leven. Dankbaar naar mijn gezondheid toe, omdat ik er ondanks alle ongemakken toe in staat ben gebleken. En zeker ook dankbaar naar mijn vrouw toe, die alleen achter bleef en die mij deze reis gunde. En die mij ook een greep in onze spaarpot liet doen.

Jan Tak naar Santiago de CompostellaAankomst in Santiago de Compostella

 

Nu weet ik het zeker, mensen zijn oké, zijn goed

 

Zo heb ik me onderweg ik weet niet hoe vaak verwonderd over de goedheid van de mensen. Kijk, ik wil niet zeggen dat het leven mij cynisch gemaakt heeft. Maar in de loop van het leven ben ik toch wel eens vraagtekens gaan zetten bij het geloof dat de mens in wezen goed is. Vooral bij de harde praters, de veelpraters, de drukdoeners heb ik me vaak afgevraagd: geef je nog iets om een ander of ben je alleen een egoïst. Misschien is heel die drukdoenerij alleen een masker waarachter mensen hun zachtheid, hun goedheid willen verbergen.

Want ik ben onderweg zo ontzettend veel goede, aardige, lieve mensen tegengekomen ? Ik heb ze niet geteld en ik kan ze niet allemaal opnoemen. Maar neem die ober in Frankrijk, in Vezelay. Ik had met mijn fietsmaat afgesproken dat we ??s avonds ieder één glas wijn zouden drinken. Wijn is heerlijk, daar hoor je mij niet over klagen, maar je moet de volgende dag wel weer vroeg op de fiets. Dus: één glas.
Die ober schenkt ons in. En als er nog een paar millimeter in ons glas zit, schenkt hij bij. Mijn maat en ik kijken elkaar eens aan. En we zeggen zwijgend tegen elkaar: niet protesteren, regels zijn er om van af te wijken. Als de ober voor de derde keer aanstalten maakt om bij te vullen, leggen we de hand op het glas. Natuurlijk omdat we verstandig zijn, maar ook omdat we ons dagelijks budget in de gaten moeten houden. Niks budget, zegt die ober, niks betalen, jullie zijn pelgrims en jullie drinken op míjn kosten. Kijk, ik bedoel maar.

En die Zwitserse vrouw in Noord Spanje. We komen in de regen, met druipende kleren aan in een dorpje van vijf boerderijen. Bij één van de vijf kloppen we aan. Daar woont die Zwitserse, ontdekken we. Zo??n zelfvoorzienende boerin. Wijn, kaas, worst, alles maakt en bakt ze zelf. Natte kleren op de draad, eten op tafel, fles wijn erbij. En dan zegt ze ??dag en welterusten?? en ze gaat zelf eten en slapen bij haar zus drie boerderijen verderop. En wij slapen in háar huis.

Of die oude man die zich met ons kwam bemoeien. We waren de weg kwijt en hadden al bij vier, vijf mensen bot gevangen; niemand kon ons de juiste route wijzen. Toen kwam dat mannetje aanzetten. We vroegen hem niks, want we hadden geen enkel vertrouwen dat hij iets voor ons kon betekenen. Jullie zoeken de Camino? vroeg hij. Fiets maar achter me aan. En zeven kilometer verder zei hij: Hier is het. Die kant uit.

Het waren er natuurlijk meer dan deze drie. Ook die Duitse dominee die de tocht maakte met een kruiwagen met handremmen. Voor als hij bergafwaarts ging. En al die mensen in de slaaphutten langs de weg, de refugio??s, die hun wijn en kaas met je delen. En wij met hen. Met wie je praat, terwijl je elkaars taal niet kent. Maar elkaar wel verstaat. Omdat je elkaar wílt verstaan. Mexicanen, Brazilianen, Zweden, Noren. We hebben elkaar verstaan en we hebben elkaar een Bon Camino gewenst. En dat betekent veel meer dan een goede reis. Je wenst elkaar een goede levensweg.

 

Als we nou in de politiek, in de raad zo met elkaar durfden omgaan ?

 

Ik denk wel eens, waarom moet het in het gewone leven, hier in Weert, in de gemeenteraad nou zo anders gaan. Die mensen zijn toch ook van goede wil. We willen toch allemaal het beste, voor onszelf én voor de samenleving. En vaak verstaan we elkaar niet, terwijl we geen woord Spaans of Noors spreken. Het probleem is, denk ik, dat we niet naar elkaar luisteren, dat we niet naar onszelf durven luisteren, dat we alleen maar hard praten om niets te hoeven horen.

Toen ik pas terug was uit Santiago, ben ik een tijdje heel stil geweest in de commissievergaderingen en in de raad. Ik wilde dat spel helemaal niet meer meespelen. Ondertussen ben ik weer op gang gekomen. Maar meer nog dan vroeger, zeg ik alleen iets als ik het echt de moeite waard vind. Als ik vind dat de mensen van de Sociale Werkplaats daar echt mee gebaat zijn. Ik wil absoluut niet meer praten om het praten. Ik praat alleen als ik iets te zeggen heb. Zoals die ober die ons trakteerde zonder te zeggen dat ie ons trakteerde.

Ik wil echt dat wij allemaal loskomen van de partijpolitiek. Natuurlijk kun je verschillen van politiek inzicht. Maar laten we kijken naar de mensen om wie het gaat. En laten we geen robots zijn die steeds weer partijprogramma??s herhalen.

 

Natuurlijk heb ik massa??s tegenvallers verwerkt

 

Ja, dat zijn zo van die lessen die je onderweg op de fiets opdoet. En weet je waar ik ook veel van geleerd heb? Van mijn tegenvallers.

Mijn grootste tegenvaller was mijn fysieke conditie. Mijn maat was een prima fietser. En ik heb als kind natuurlijk ook leren fietsen. Maar bij mij was het fietsen toch meer bedoeld om op school of op mijn werk of bij de bakker te komen dan om op een achternamiddag honderdvijftig kilometer op de teller te krijgen. Mijn maat was er een van die laatste categorie.

Ik was trots. Ik wilde hem niet ophouden, zijn pret niet bederven met een slakkengangetje. Tot je in de gaten krijgt dat je met iets onmogelijks bezig bent. Op de eerste de beste dag heb ik mijn kont rauw gefietst. Daar heb ik drie weken lang last van gehad. Drie keer per dag de bosjes in, broek uit en billen zalven. En nu heb ik het alleen nog maar over mijn kont. Mijn longen, mijn hart, mijn benen. Ik heb mijn grenzen ervaren.

En ik heb geleerd mijn grenzen te accepteren. Als ik dat niet geleerd had, als ik niet gezegd had: Ik kan niet meer, was in nooit in Santiago aangekomen. Althans niet per fiets. Nu heb ik het gehaald. Omdat ik uiteindelijk tegen mijn maat durfde te zeggen: Ik kan dit niet in jouw tempo. Het kostte mij moeite om dat te zeggen. Het kostte hem moeite zich aan mij aan te passen. En we zijn samen, tegelijkertijd, in Santiago aangekomen. Leren van je tegenvallers. Eigenlijk zijn tegenvallers de beste levenslessen die er zijn.

 

Ik denk nog elke dag aan dat meisje

 

Over tegenvallers gesproken. Ik was niet de enige. Sommige dingen zullen me nog jaren lang bijblijven, misschien wel de rest van mijn leven. Zoals dat meisje daar in Noord Spanje, op die weg die geen weg was.

Stel je voor, het is bloedheet, en de middag is best al een eind op scheut. Als we er voor vandaag mee stoppen, is het misschien een tikkeltje vroeg. Maar als we doorfietsen, schieten we over onze dagafstand heen We zien op de routekaart dat er twintig kilometer verder een refugio is. Oké, we doen die twintig nog. Dat hebben we geweten. De weg ernaartoe is geen weg. Het is niet eens een pad. Er loopt een strook zo vol keien en kuilen dat je er nog geen ezel overheen stuurt. Wij proberen er te fietsen. We komen vooruit, maar vraag me niet in welk tempo.

Na een kilometer of vijf zien we in de verte voor ons iemand lopen. Of beter, we zien iemand zwalken. Heel erg zwalken. Dat kan niet alleen vanwege de slechte weg zijn. Het moet iemand zijn die compleet aan het eind van zijn of haar latijn is.

Het is een meisje. We rijden haar voorbij en wensen haar, zoals iedereen, Bon Camino. Ze mompelt iets terug. Ik neem een beeld met me mee van een volstrekt uitdrukkingsloos gezicht, een volledig uitgeput mens. Dat meisje heeft nog vijftien kilometer te gaan. En terwijl we verder ploeteren ga ik me realiseren dat dit meisje nooit meer vandaag nog op die refugio kan aankomen.

Als wij eindelijk binnen zijn, schiet ik een lokale Spanjaard aan om hulp voor dat meisje te organiseren. In het Nederlands, Engels en Weerts probeer ik hem opgewonden duidelijk te maken dat er iets moet gebeuren. Hij verstaat hooguit drie woorden Engels, denk ik. Dus roept hij er iemand bij die twaalf woorden Engels verstaat. En deze man verstaat dat ik om een auto vraag. En hij ziet dat ik naar het oosten wijs, over die rotweg. En hij begrijpt dat er iets ernstigs is. Hij gaat bellen. Tien minuten later komt er uit een ander dorp een landrover aanrijden die ??onze?? weg op gaat. Hè. Gelukkig. Ik laat me tevreden in elkaar zakken.
En uur later, bij het douchen, zie ik het meisje weer. Veilig opgepikt en binnen gebracht. Ik zeg niets tegen haar. Ze hoeft niet te weten wie die auto gestuurd heeft. Ze is binnen. En daar gaat het om.

Jan Tak naar Santiago de CompostellaAankomst in Santiago de Compostella

 

Weet je wat zo vreemd was? Mijn doel veranderde steeds.

 

Ja, ik ben onderweg veranderd. Ik ben een stukje ander mens geworden. Ik ben nog steeds Jan Tak. Toch ben ik een iets andere Jan Tak dan vóór mijn reis.

Ik ben met een bepaald doel op weg gegaan. Ik wilde weten of ik me nog kan verwonderen. Als je eenmaal onderweg bent, raakt dat doel een beetje buiten je blikveld, het gaat een beetje opzij staan. Dan komt er een ander primair doel, zeker met zijn fysieke problemen. Toen werd mijn hoofddoel: Santiago halen. Dat doel heb ik dankzij mijn koppigheid gehaald. Tjonge jonge, ik wist wel dat ik koppig kan zijn. Maar zó koppig ..! Maar dankzij die koppigheid ben ik er gekomen.

Maar al ver vóór Santiago veranderde mijn doel weer. Ik wilde alleen nog maar thuis komen. Ik ging onderweg steeds beter beseffen wat ??thuis?? voor me betekent. Ook dat hoorde bij de verwondering waar ik naar op zoek was. Thuis. Daar draait eigenlijk alles om. Voor mij althans. Nu zeg je misschien: waarom ben je dan vertrokken? Had je niet beter thuis kunnen blijven? Maar ik zeg je, thuis kómen is wezenlijk anders dan thuis blíjven. Daarom wilde ik per se via Santiago naar huis. Natuurlijk ook omdat een eerdere terugkeer afbreuk zou doen aan mijn prestatie. Maar vooral omdat ik besefte dat hoe verder ik van huis vandaan zou fietsen, dat thuis voor mij alleen maar belangrijker zou worden.

De aankomst in Santiago was overweldigend.

Maar dat moment van thuis komen ? Dat overtrof alles.

U bent hier