Mezen in de tuin
Mezen in de tuin
Maandelijke column door Herman Beuvens.
Januari 2008
Van alle vogels die in de winter onze tuinen en voedertafels bezoeken vallen vooral de mezen op. De twee meest voorkomende daarvan zijn de koolmees en de pimpelmees. De koolmees is de grootste mees van allemaal: van snavel- tot staartpunt 14 cm.
Zowel mannetje als vrouwtje zijn beide opvallend gekleurd, het vrouwtje iets minder intens dan het mannetje. Ze hebben een zwart petje op, helder witte wangen, een olijfgroene rug en een opvallende helder gele borst en buik. Over dat helder geel loopt bovendien, zowel bij het mannetje als het vrouwtje, een brede zwarte stropdas.
De koolmees heeft ook een buitengewoon uitgebreid en heel gevarieerd repertoire aan liedjes. Daarmee bezorgt hij vogelaars nogal wat problemen want als 's zomers de bladeren aan de bomen zitten moet je de vogels voornamelijk aan hun liedje herkennen want ze zien is er meestal niet bij.
Onze tweede veel voorkomende bezoeker is het pimpelmeesje.
Enkele cm's kleiner, wat minder fel gekleurd maar veel beweeglijker dan zijn grote neef de koolmees.
De pimpel heeft een blauw petje op met een witte rand, olijfgroene en blauwe rug en een gele borst en buik. Omdat hij het begin van een kuifje heeft maakt zijn kopje een wat hoekige indruk. De pimpelmees is een van de beste acrobaten onder de vogels. Het lijkt soms wel of hij alleen maar ondersteboven hangend zijn kostje bij elkaar zoekt. Andere vogels zoals mussen proberen bij de voedertafel ook wel eens de vetballen en pindanetjes te plunderen zoals de pimpels maar ze kunnen er niets van.
Soms wordt de tuin bezocht door een andere acrobaat of beter gezegd door een troep andere acrobaten. Dat zijn de staartmezen. Je ziet ze nooit alleen maar altijd in grotere of kleinere groepen. Ze zijn net zo beweeglijk als pimpelmezen. De staartmees is net zo lang als zijn grote neef de koolmees dus 14 cm maar van die 14 cm wordt meer dan de helft ingenomen door zijn staart. Eigenlijk is het dus maar een klein vogeltje met een veel te lange staart. De vierde mees die U, met enig geluk, in Uw tuin kunt aantreffen is de zwarte mees. Hij is net zo groot of zo klein als de pimpelmees en ook niet zo uitbundig gekleurd. Zijn meest opvallende kenmerk is een grote witte vlek achter in de nek.
Herman Beuvens