Paul Sterk herdenkt slachtoffers en helden van toen en van nu
Paul Sterk herdenkt slachtoffers en helden van toen en van nu
Gisteren hield wethouder Paul Sterk op uitnodiging van Stichting Herdenking Oorlogsslachtoffers Beek een lezing tijdens de jaarlijkse dodenherdenking aldaar. De stichting koos dit jaar voor het thema ‘jullie veiligheid zal ons een zorg zijn’.
Dodenherdenking Beek, 4 mei 2016
Herdenken, herinneren…
I can remember
Standing by the wall
And the guns shot above our heads
And we kissed as though nothing could fall
And the shame was on the other side
Oh we can beat them, for ever and ever
Then we can be heroes
Just for one day.
(David Bowie, ‘Heroes’)
Dit is een kleine herinnering aan de geschiedenis van een kind. Hij is zeven wanneer de bombardementen beginnen. Ze zullen een maand aanhouden. De stad is een even strategisch als kwetsbaar doelwit. En ze wonen hartje centrum, in de schaduw van de stadskerk. Ze wachten de afloop niet af. Samen met andere inwoners vlucht zijn familie voor dit geweld. Moeder en kinderen, want hun vader is twee jaar daarvoor overleden. Vanaf zijn evacuatieplek, enkele kilometers van de stad vandaan, ziet hij hoe zijn wijk vlam vat en de rooksignalen van de brandende kerk als een duivels teken naar de hemel opstijgen. Niets is voor eeuwig, ook een heilige plaats niet. Die evacuatieplek is van tijdelijke aard, want het geweld slaat grenzeloos om zich heen. In een zoektocht naar een veilige haven reist de familie verder. Na een kilometerslange voettocht vinden ze transport.
And the guns shot above their heads.
Onderweg doorstaan ze drie beschietingen. Uiteindelijk worden ze in een onbekende plaats liefdevol ontvangen door een gewoon gezin, mensen die ze niet kennen. Ze zullen er blijven tot hun eigen stad bevrijd is.
Deze kleine geschiedenis is gebaseerd op feiten. Het zou overal kunnen zijn. Aleppo, Bagdad, Jalalabad, Mogadishu, Istanboel, Dresden, Parijs, Brussel… Maar het is het verhaal van de jongen die later mijn vader zal worden. De plaats is: Venlo. Het is het lot dat iedereen kan treffen. Kinderen vragen er niet om dat hun woonplaats aan flarden wordt geschoten. De bombardementen op Venlo startten in het najaar van 1944. Een jongetje van zeven overleeft de oorlog, omdat er onbekende mensen zijn die andere mensen in nood helpen. En omdat mijn vader de oorlog overleefde, sta ik nu hier.
Na de verschrikkingen van die oorlog zei iedereen: dit nooit meer. Maar nog steeds is er ergens ter wereld oorlog, al die goede bedoelingen ten spijt. En het geweld komt dichterbij. Nog steeds zijn mensen op de vlucht. Ze komen ook naar Nederland. Ik vertel u niets nieuws.
Een paar maanden geleden zei de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dat hij op zoek was naar ‘stoere burgemeesters, wethouders en raadsleden’. Die moesten ‘moed’ tonen… moed om vluchtelingen ruimhartig op te vangen.
We could be heroes, just for one day.
Kennelijk is lef een ongebruikelijke eigenschap in het openbaar bestuur, want waarom zou je er anders expliciet om moeten vragen?
Hoe dan ook, het gemeentebestuur waar ik deel van uitmaak heeft vorig jaar duizend vluchtelingen welkom geheten en onderdak geboden. Ja, ook kinderen. Sommig verdriet laat zich niet door een tolk vertalen. (Sommig verdriet hóéf je trouwens niet te vertalen.)
Daar, dat meisje van vier, haar moeder is dood.
Daar, die jongen van dertien, hij heeft geen ouders meer.
Als we menselijkheid tegenwoordig al ‘stoer’ vinden, besef je pas hoe we er voor staan in ons land.
Ooit zeiden we: dit nooit meer. Nu wordt het lerend vermogen van de mensheid naar mijn smaak aardig overschat, want het blijkt nogal lastig om collectief échte lessen uit het verleden te trekken. Waar we overal ter wereld wel goed in zijn, ongeacht land of volksaard: harde maatregelen nemen, grenzen afbakenen en muren bouwen. Het spreekt vanzelf dat de generaals en politici in kwestie zoiets doortastend, logisch en rechtvaardig vinden.
Over lerend vermogen gesproken: we weten al vanaf onze kindertijd dat het beter is dat je niet krabt, wanneer je jeuk hebt. Dat maakt het vaak alleen maar erger. De bestuurlijke reflex is meestal dat we juist als een gek gaan krabben. Wanneer de maatregel niet werkt zoals bedoeld, dan is de standaard reactie: we doen hetzelfde wat we altijd al deden, maar dan strenger, met meer regels, meer middelen, meer controle. Dus als de muur niet voldoet, dan bouwen we een hogere en dikkere muur, die we nog strenger bewaken. Allemaal voor ons eigen bestwil.
Trouwens, welk antwoord geeft u zelf op de vraag: ‘wilt u meer of minder veiligheid?’
Veertig jaar geleden, de Berlijnse Muur bestond al 15 jaar, werd dit bouwwerk extra verstevigd. Conform de tijdgeest misschien nog wel een voor de hand liggende reflex. Je hebt jeuk en je krabt een paar keer harder. In die dagen werkt David Bowie in de muziekstudio Hansa by the Wall, op pakweg vijfhonderd meter van de Berlijnse Muur. Van daaruit kijkt hij naar dat andere Berlijn.
I can remember, standing by the wall...
Hij neemt er het lied ‘Heroes’ op, zonder dat iemand kan vermoeden dat het zal uitgroeien tot een alternatief volkslied van Berlijn. Misschien is dit een mooie vorm van het vlindereffect, het butterfly effect. U weet wel, wanneer ergens in Brazilië een vlinder met de vleugels klappert er maanden later in Texas een tornado ontstaat.
Ik ben er van overtuigd dat muziek mensen meer verbroedert dan welke religie of politieke ideologie ooit zal lukken. Twee jaar voor de val van de Muur speelt Bowie in West-Berlijn, vlak bij de Reichstag. De Oost-Duitse autoriteiten weten niet te voorkomen dat aan hun kant van de Muur duizenden mensen staan die het optreden niet kunnen zien, maar wel horen. Het leidt tot onlusten, de roep om de Muur af te breken stijgt op. Muziek stoort zich niet aan grenzen. Bowie beschouwde het als één van de meest emotionele shows in zijn leven: ‘toen we ‘Heroes’ speelden voelde het als een gebed. I was in tears.’
Bowie mag de Muur dan niet persoonlijk omver hebben getrokken en al lijkt het een voetnoot in de wereldgeschiedenis, toch durf ik de stelling aan dat Bowie met zijn nummer ‘Heroes’ in elk geval een dikke barst in de Muur heeft geslagen, een barst waar het zonlicht doorheen straalde. Ik sta daarin niet alleen. Op de dag dat Bowies overlijden bekend werd twitterde het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken: Good-bye, David Bowie. You are now among #Heroes. Thank you for helping to bring down the #wall.…….
Gordijnen gingen open, grenzen vielen weg, een nieuwe stap naar verbroedering. De Berlijnse Muur, dat kille symbool, werd gesloopt. Dankzij gewone mensen, anonieme helden. Soms is één dag voldoende nadat de vlinders hun werk hebben gedaan.
Van 9 november 1989 in Berlijn tot 14 juli 1789, de Bastille in Parijs: het zijn per slot van rekening de gewone mensen die het verschil maken.
Een paar vleugelslagen van de vlinder later klinkt bij ons de oproep aan ‘stoere’ bestuurders om vluchtelingen op te vangen. Aan de andere kant zijn er politici die nu aandringen om de grenzen in Europa te sluiten. Het aantal vluchtelingen dat Europa nu aandoet bedraagt 0,3% van het aantal EU-inwoners. Puur dat aantal zou het probleem dus niet hoeven te zijn. Om u een beeld te schetsen, voor de complete gemeente Beek gaat het in verhouding dan om 48 personen. Het ware probleem ligt dus ergens anders. Maar de reflex is: grenzen dicht! De bouwtekeningen voor nieuwe muren liggen bij wijze al op de tekentafels. Tegenwoordig is geen enkele grens hermetisch dicht te houden is, zeker niet als er tussen die landen een vorm van economisch verkeer is. Geen enkel risico is tot nul te reduceren. Wie zoekt of smokkelt vindt altijd ergens een opening, legaal of illegaal. Let wel, dit is geen vrijbrief voor onverschilligheid: met het oog op de veiligheid is er niets tegen preventie en controle, zolang dat niet leidt tot het afschaffen van de fundamenten van vrijheid, zogenaamd voor ons eigen bestwil. Want juist die zwaar bevochten vrijheid herdenken wij vandaag. Precies om die reden bent u allen hier.
Niets is vanzelfsprekend. Al helemaal niet voor vluchtelingen, die afhankelijk en kwetsbaar zijn. Daarom toch nog een voorzichtige poging om iets te leren van het verleden. In mei 1939 vertrok de St. Louis, een schip met 900 Joodse vluchtelingen uit Hamburg via Cuba naar de Verenigde Staten. De glassplinters van de Kristallnacht zaten bij wijze van spreken nog in hun haren. Ze wilden de nazi’s ontvluchten. Waar denkt u dat deze vluchtelingen om smeekten: meer of minder veiligheid? Het resultaat van de Amerikaanse reflex is bekend: ze kregen geen visum en werden teruggestuurd naar Europa. Tegenwoordig heet zoiets: opvang in de eigen regio.
And the shame was on the other side.
Vanuit de haven van Rotterdam werden ze verspreid over Nederland, België, Frankrijk en Groot-Brittannië. De cijfers spreken boekdelen. Hoeveel vleugelslagen van de vlinder zitten er tussen de afwijzing van Amerika en de Endlösung: tweederde van de vluchtelingen die met de St. Louis vertrok zou de oorlog niet overleven. De mensen die in Groot-Brittannië terecht kwam hadden het meeste geluk.
Maar zoals altijd is er hoop. We zeggen niet voor niets: wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Dat we onze kinderen mogen leren om nee te zeggen tegen geweld en onderdrukking, waar ook ter wereld. Dat we onze kinderen leren dat je vrijheid niet beschermt door er een dikke muur omheen te bouwen.
Ik wil daarom tot slot een anekdote met u delen, temeer daar we vandaag ook de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog herdenken. Het zijn immers de kleine dingen, die het leven hun kleur geven.
Vlak bij het huis waar mijn vader opgroeide hield, op de hoek bij de muziekschool, een Duitse soldaat de wacht. Mijn vader meende, heel even, de bezetter te kunnen tarten. Want je hoorde, ook als zes- of zevenjarige, wel eens wat over ondergronds verzet en zo. De wereld heeft altijd helden nodig, al is het maar voor één dag. In de nabij gelegen vijver van het Rosarium lagen kastanjes te rotten. Van binnen waren ze smeuïg geworden. Mijn vader had zo’n kastanje uit het water gevist. Met militaire precisie wierp hij hem op de soldatenlaarzen, volgens protocol glanzend gepoetst. De noot barstte uit elkaar en liet een kleffe smurrie op de laarzen achter. Mijn vader zette het meteen op een lopen, bang dat hij een kogel in zijn rug zou krijgen. Niet rechtstreeks naar huis, want dan zou de wachtpost zien welke woning hij invluchtte, zo slim was mijn vader wel. Met de vijand achter hem aan rende hij in een recordtijd het woonblok rond, om via die andere kant veilig thuis te komen.
Die veiligheid was maar tijdelijk. De bombardementen op de stad moesten nog beginnen, maar voor die ene dag was hij een kleine held, die de illusie had dat hij met zijn daad het einde inluidde van het Derde Rijk, net zoals een vlinder een tornado kan opwekken. Dankzij dat kleine, dappere manneke mocht ik u hier nu toespreken.
Paul Sterk